Evolutionary theory and organizational strategy
(only available in Dutch)

Het belang van evolutionaire processen voor de strategieontwikkeling

seperator line seperator line

there is nothing so practical as a good theory
(Lewin, geciteerd in Nonaka & Takeuchi 1995: x)

2 Probleemstelling en onderzoeksaanpak

Uit de inleiding komt naar voren dat er tussen strategie en evolutie verbanden bestaan, en dat strategieontwikkeling als een vorm van organisatie-leren een verbindend begrip tussen strategie en evolutie lijkt te zijn. Deze verbanden zijn echter veelal impliciet geformuleerd, en daarom is het wenselijk deze te onderzoeken en te expliciteren, met als achterliggend doel organisaties mogelijkheden te bieden van de daaruit resulterende inzichten gebruik te maken bij de verbetering van de strategieontwikkeling. De probleemstelling, in de inleiding nog informeel samengevat als ‘of, en zo ja, in hoeverre, evolutionaire processen van belang zijn voor de strategieontwikkeling’, wordt hier uitgewerkt.

Vraagstelling

Welke inzichten uit de evolutietheorie spelen een rol in de strategie en de strategieontwikkeling, en welke positie neemt ‘leren’ in ten opzichte van ‘evolueren’ en ‘strategieontwikkeling’? Welke mogelijkheden hebben organisaties om deze inzichten te gebruiken ter verbetering van de strategieontwikkeling?

In deze vraagstelling klinkt het duale karakter van de bedrijfskundige discipline door: enerzijds de wetenschappelijke invalshoek en de bijbehorende vraag naar kennis, anderzijds de pragmatische instelling die vraagt om conclusies met een praktische waarde. Het onderkennen van ‘praktische waarde’ leidt tot de wenselijkheid van het formuleren van ‘voorwaarden voor effectieve ontwikkeling’: als evolutionaire processen van belang zijn voor de strategieontwikkeling, dan dienen er indicatoren te worden geïdentificeerd op basis waarvan kan worden vastgesteld in hoeverre deze evolutionaire processen effectief verlopen, en daarmee bijdragen aan de strategieontwikkeling. De twee bedrijfskundige perspectieven, in combinatie met bovenstaande overwegingen, leiden tot de volgende doelstelling van het onderzoek:

Doelstelling

Dit onderzoek wil het inzicht in het belang van evolutionaire processen voor de strategie en de strategieontwikkeling vergroten door:

  • op basis van een algemeen model van evolutie voorwaarden voor effectieve ontwikkeling te formuleren.
  • van een selectie van methoden en technieken die gebruikt worden in de strategieontwikkeling te toetsen in hoeverre deze voldoen aan deze voorwaarden voor effectieve ontwikkeling.

Gegeven de doelstelling van het onderzoek valt de vraagstelling uiteen in een aantal samenhangende vragen die, alle beantwoord, een totaalresultaat leveren dat voldoet aan de geformuleerde doelstellingen.

Het eerste deel van de vraagstelling: ‘Welke inzichten uit de evolutietheorie spelen een rol in de strategie en de strategieontwikkeling, en welke positie neemt ‘leren’ in ten opzichte van ‘evolueren’ en ‘strategieontwikkeling’?’ valt uiteen in een aantal deelvragen, omdat het van belang is de gebieden die aangeduid worden met ‘evolutie’, ‘strategieontwikkeling’ en ‘leren’ systematisch in kaart te brengen. Voor het onderdeel ‘evolutie’ houdt dat in dat op basis van de inzichten uit de evolutietheorie een algemeen model voor evolutie geformuleerd wordt, en op basis van dit model voorwaarden voor effectieve ontwikkeling, zodat model en voorwaarden tezamen in het verdere onderzoek als referentiekader kunnen dienen.

Deelvraag 1

Welk algemeen model voor evolutie kan op basis van de inzichten uit de evolutietheorie worden geformuleerd, en welke voorwaarden voor effectieve ontwikkeling kunnen daaraan ontleend worden?

Voor de strategie en de strategieontwikkeling dient in het kader van dit onderzoek eveneens een referentiekader gegeven te worden dat gebruikt kan worden in de rest van het onderzoek. Daarbij dienen de verbanden die er bestaan tussen het uit de vorige deelvraag resulterende referentiekader voor evolutie en het hier resulterende referentiekader voor strategie en strategieontwikkeling eveneens in kaart gebracht te worden.

Deelvraag 2

Welke stromingen worden in het denken over strategie onderscheiden, en welke verbanden bestaan er tussen deze stromingen enerzijds en inzichten uit de evolutietheorie anderzijds?

Bij de beantwoording van deelvraag 1 en deelvraag 2 zijn alle in termen van evolutie en strategieontwikkeling relevante referenties naar ‘leren’ gemaakt. Een in het kader van dit onderzoek relevante vraag is die naar de feitelijke mate van overeenstemming tussen evolutionaire processen en leerprocessen, omdat het antwoord op deze vraag bepaalt of leren een aparte positie inneemt naast evolueren of kan worden gezien als een onderdeel daarvan, met andere woorden: spreken we over ‘evolutie, leren en strategieontwikkeling’ of over ‘evolutie en strategieontwikkeling’.

Deelvraag 3

Wat is de mate van overeenstemming tussen evolueren (zoals omschreven als antwoord op deelvraag 1) en leren (zoals omschreven als relevant proces voor de strategieontwikkeling bij de beantwoording van deelvraag 2)?

De antwoorden op deze drie deelvragen beantwoorden algemene vragen over de relatie tussen evolutietheorie en organisatiestrategie en de positie die leerprocessen daarin innemen.

Het tweede deel van de vraagstelling: ‘Welke mogelijkheden hebben organisaties om deze inzichten te gebruiken ter verbetering van de strategieontwikkeling?’ is gesplitst in twee samenhangende vragen. De eerste wordt geformuleerd in het verlengde van de voorgaande drie deelvragen:

Deelvraag 4

Welke praktische gevolgtrekkingen kunnen worden verbonden aan de theoretische inzichten die resulteren uit de beantwoording van de deelvragen 1 tot en met 3?

De laatste deelvraag is pragmatischer van karakter, en vraagt naar de effectiviteit – in termen van de voorwaarden voor effectieve ontwikkeling – van methoden en technieken die gebruikt worden in de praktijk van de strategieontwikkeling:

Deelvraag 5

In hoeverre voldoen in de praktijk van de strategieontwikkeling gebruikte methoden en technieken aan de voorwaarden voor effectieve ontwikkeling?

In de hierna volgende beschrijving van de onderzoeksaanpak wordt beschreven welke activiteiten zijn uitgevoerd om tot de beantwoording van bovenstaande vragen te komen.

Onderzoeksaanpak

Het onderzoek valt in twee delen uiteen. Het eerste deel is gericht op systematisch in kaart brengen van de begrippen ‘evolutie’, ‘strategieontwikkeling’ en ‘leren’. Dit eerste deel van het onderzoek is te typeren als beschrijvend en ontwerpend, en heeft als resultaat een referentiekader voor het aspect ‘evolutie’: op basis van literatuuronderzoek wordt materiaal verzameld over de evolutietheorie, met name over de mogelijkheden van het gebruik van de inzichten daaruit buiten de biologische context. Dit materiaal wordt geordend, en gebruikt om op basis daarvan een algemeen model voor evolutie, geabstraheerd van een specifieke context, op te stellen, en voorwaarden voor effectieve ontwikkeling te formuleren. Vervolgens wordt een referentiekader voor de aspecten ‘strategie’ en ‘strategieontwikkeling’ beschreven: uit de literatuur over strategieontwikkeling wordt een indeling van stromingen, scholen, gemaakt, zodat een beeld ontstaat van inzichten die bepalend zijn voor het denken over strategie. Aan de stromingen worden inzichten gekoppeld die inmiddels ontleend kunnen worden aan het reeds beschreven referentiekader voor evolutie. De laatste stap in het beschrijvende deel van het onderzoek is het op basis van literatuuronderzoek in kaart brengen en beschrijven van de relatie tussen evolueren en leren.

Voor het onderzoek als geheel is Eden & Ackermann’s Making strategy (1998) het startpunt geweest. Voor het onderwerp ‘evolutie’ is als vertrekpunt hier Weick’s The social psychology of organizing (1979) gekozen. Het spoor terug volgen leidt naar Donald T. Campbell, Weick’s belangrijkste bron van evolutionaire inzichten. Deze geeft veel verwijzingen naar de biologische evolutie, waaronder naar de grondlegger daarvan, Darwin. Op basis van de inzichten van met name Campbell en Weick wordt uit de literatuur een algemeen model voor evolutie afgeleid, en wordt, geheel in lijn met Campbell, het evolutionaire proces onderscheiden in de deelprocessen variatie, selectie en retentie. Uit het literatuuronderzoek resulteerden ook de voorwaarden voor effectieve ontwikkeling die aan het model zijn gekoppeld. Voor het onderdeel ‘strategieontwikkeling’ is als vertrekpunt Mintzberg e.a.’s Strategy safari (1998) gekozen. Mintzberg’s indeling in scholen is breed geaccepteerd, wat haar zonder risico op discussie geschikt maakt als referentiekader. Bij de bestudering van het onderwerp ‘leren’ is een aantal schrijvers geraadpleegd. Primair is dat Kelly (1955), op basis van de verwijzing door Eden & Ackermann (1998); daarnaast ook, ingegeven de brede aandacht voor de lerende organisatie en kennismanagement, ook The fifth discipline van Senge (1990) en Nonaka & Takeuchi’s The knowledge-creating company (1995).

In het tweede deel van het onderzoek, dat toetsend van karakter is, wordt op basis van de in het beschrijvende deel van het onderzoek verkregen informatie onderzocht in hoeverre methoden en technieken die worden gebruikt in de strategieontwikkeling effectief zijn in termen van de beschreven voorwaarden voor effectieve ontwikkeling. Daartoe is een aantal methoden en technieken geselecteerd op basis van het relatieve belang ervan, dat is ingeschat op basis van de gemaakte beschrijving van stromingen in het denken over strategieontwikkeling. Van elk van deze methoden en technieken is vastgesteld in hoeverre deze voldoet aan de voorwaarden voor effectieve ontwikkeling.

De indeling van de rest van het rapport

Hoofdstuk 3 staat in het teken van de beantwoording van deelvraag 1: het begrip ‘evolutie’ wordt behandeld. Daarbij wordt de ontwikkeling in het denken gevolgd vanaf Darwin, die in 1859 natuurlijke selectie in een biologische context definieerde. Het inmiddels door velen verder uitgewerkte gedachtegoed van Darwin werd omstreeks 1960 opgepakt door de sociaal-psycholoog Donald T. Campbell, die ook een belangrijke filosofische bijdrage leverde door de biologische basis van de evolutietheorie te generaliseren tot wat hij ‘evolutionaire kennisleer’ noemde. Het werk van Campbell was op zijn beurt een belangrijke inspiratie voor de sociaal-psycholoog Weick, die gebruik maakt van de overeenkomsten tussen natuurlijke selectie en processen die leiden tot organisatie. Op basis van het werk van met name Campbell en Weick wordt een formeel model voor evolutie beschreven, waaruit vervolgens criteria voor effectieve ontwikkeling worden afgeleid.

Hoofdstuk 4, dat antwoord geeft op deelvraag 2, begint met een verkenning van de begrippen ‘strategie’ en ‘strategieontwikkeling'. Daarna worden de verschillende scholen, stromingen in het denken over strategie, nader beschouwd, met speciale aandacht voor aspecten die relevant zijn in het licht van het in hoofdstuk 3 beschreven evolutionaire proces. Dit gebeurt aan de hand van de bekende begripsomschrijvingen en de indeling in scholen van Mintzberg.

In hoofdstuk 5 staat het onderwerp van deelvraag 3 centraal: de relatie tussen evolueren en leren. Deze relatie is voor dit onderzoek van belang omdat evolutionaire processen en leerprocessen een grote mate van overeenkomst vertonen, en omdat datzelfde geldt voor strategieontwikkeling en organisatie-leren. Het onderzoek grijpt terug op relatief oude inzichten van onder meer Kelly en Argyris & Schön, maar betrekt ook recente ontwikkelingen, zoals de inzichten van Senge en Nonaka & Takeuchi in de beschouwing.

De hoofdstukken 6 en 7, die tezamen deelvraag 5 beantwoorden, kennen een praktische invalshoek, waarbij gebruik gemaakt wordt van de in de daaraan voorafgaande hoofdstukken beschreven inzichten: in hoofdstuk 6 worden enkele methoden en technieken geselecteerd die in de strategieontwikkeling worden gebruikt, en deze worden in hoofdstuk 7 beoordeeld aan de hand van de in hoofdstuk 3 geformuleerde voorwaarden voor effectieve ontwikkeling.

In hoofdstuk 8 besluit de onderzoeksrapportage met de beschrijving van de conclusies. In dat laatste hoofdstuk komt ook de beantwoording van de tot op dat moment niet expliciet aan de orde gekomen deelvraag 4 aan de orde.

Samenvatting

Dit verslag is de rapportage van het onderzoek dat beoogt inzicht te geven in het belang van evolutionaire processen voor de strategieontwikkeling. Inzicht in dit belang wordt verkregen door:

  • de terreinen rond de begrippen evolutie, strategie, strategieontwikkeling, en organisatie-leren systematisch in kaart te brengen,
  • uit de literatuur een algemeen model voor evolutie af te leiden en op basis daarvan voorwaarden voor effectieve ontwikkeling te formuleren
  • van een selectie van methoden en technieken die gebruikt worden bij de strategieontwikkeling te toetsen in hoeverre deze voldoen aan deze voorwaarden voor effectieve ontwikkeling, en
  • aan de resultaten van het onderzoek conclusies te verbinden.

seperator line seperator line

Wil Leeuwis, doctoraalscriptie bedrijfskunde, juni 2002