Don’t believe the model, don’t ignore the model
Gemakken en ongemakken
Een goede raad: don’t believe the model: de werkelijkheid is altijd anders, rijker, gedetailleerder, genuanceerder en veelkleuriger. Nog een goede raad: don’t ignore the model, want goede modellen doen uitspraken over een stukje van de werkelijkheid, uitspraken die in veel gevallen waar zijn.
Vooral de combinatie van deze adviezen is waardevol: zonder het eerste advies is de verleiding groot het tweede in te korten tot: ‘modellen doen uitspraken over de werkelijkheid die waar zijn’. Samen geven ze het evenwicht dat het mogelijk maakt beschikbare modellen te onderzoeken en ze zinvol toe te passen als de situatie zich daarvoor leent.
Zoals de IT haar eigen modellen kent zo kennen ook andere disciplines hun eigen modellen. Dat zijn modellen die uitspraken doen die we niet zonder meer mogen vertalen naar ons vakgebied. Als we echter rekening houden met het ‘don’t believe’, dan kunnen we er op een verantwoorde manier van profiteren.
Er zijn dozijnen programmeertalen, er is een scala aan tools en we komen om in methoden. En we hopen dat er een moment komt dat de universele programmeertaal, de ultieme tooI en de in-elke-situatie-toepasbare methode wordt gemaakt, ontdekt of uitgevonden.
In 1955 verscheen George Kelly’s The psychology of personal constructs. Hierin beschrijft hij een theoretische basis voor de aanpak van psychoanalyse. Op het eerste gezicht zitten we dan heel ver van de zoektocht naar de universele programmeertaal en de ultieme tool, de behandeling van al te zeer teleurgestelde zoekers daarnaar uitgesloten. Naar zal blijken is de afstand minder groot.
De mens als wetenschapper
Kelly vergelijkt de mens met een geleerde die de wereld om zich heen wil verklaren en beïnvloeden. Net als een geleerde theorieën opstelt, experimenten uitvoert en de theorie op grond van de uitkomsten accepteert, bijstelt of verwerpt, zo maken mensen modellen van de wereld om hen heen. Kelly noemt dit proces ‘construing’ in de betekenis van ‘placing an interpretation’. De resultaten van dit proces zijn constructs1. De werkelijkheid is complex, en dat heeft tot gevolg dat de modellen die mensen maken van die werkelijkheid beperkt zijn: ‘No one has yet proved himself wise enough to propound a universal system of constructs. (…) For the time being we shall have to contend ourselves with a series of miniature systems, each with its own realm or limited range of convenience.’
Daarmee is het verband met de in-elke-situatie-toepasbare methode ineens glashelder, en dat maakt dat we verder lezend mogen vergeten dat Kelly het over psychoanalyse heeft, en wij over IT. De opmerkingen die hij plaatst en de waarschuwingen die hij geeft kunnen ook voor de IT van belang zijn.
De eerste waarschuwing betreft de beperking van die miniatuursystemen. Het is verleidelijk om zo’n miniatuursysteem dat zich heeft bewezen in een beperkt gebied op te rekken in een poging de range of convenience te ver-groten. Op zichzelf is hier geen bezwaar tegen, als we ons maar realiseren dat wat waar was in het oorspronkelijke, beperkte gebied, niet noodzakelijkerwijs waar is als we ons buiten dat gebied begeven. Kelly schetst ook de risico’s van het beschrijven van gebeurtenissen als onderdeel van een specifiek systeem. In plaats van, bijvoorbeeld, te zeggen dat een gebeurtenis een psychologische en daarom geen fysiologische gebeurtenis is, moeten we ons realiseren dat een gebeurtenis kan worden gezien vanuit het perspectief van die verschillende systemen; ‘Yet, the events do not belong to any system.’
Modellen (en systemen, theorieën et cetera) hebben niet alleen beperkte gebieden waarbinnen ze hun nut hebben, de ‘range of convenience’, ze hebben ook een focus of convenience: een centraal aandachtspunt, een toepassingsgebied waarin het model het best toepasbaar is. Het al dan niet hebben van zo’n focus is geen keuze, het is noodzakelijk: ‘(…) the theorist should also have something to theorize about. Otherwise, he may spend his time building a fancy theory about nothing: his theory will have no focus of convenience.’
Don’t believe, don’t ignore
In de context van ‘don’t believe, don’t ignore’ geeft Kelly ons, het klinkt wat paradoxaal, een heel algemeen toepasbaar model, namelijk het model van de niet al te algemeen toepasbare modellen. Hij beschrijft ook het voor zijn theorie van personal constructs relevante buiten de oorspronkelijke context plaatsen van het natuurkundige model van energie. Hij benadrukt met andere woorden het ‘don’t believe’ ervan. In de natuurkunde geldt dat een object dat in rust is dat blijft, tenzij iets het in beweging brengt, en dat ‘iets’ noemen we energie. Rekken we dit model op naar de psychologie, ver buiten de oorspronkelijke range of convenience, dan hebben we ‘mentale energie’ nodig om vanuit een situatie van rust in ‘beweging’ te komen. Nog even los van het antwoord op de vraag wat er dan beweegt, noodzaakt dit tot het bedenken van bijvoorbeeld stimuli (push- psychologie) en behoeften (pull-psychologie) waaraan energetische eigenschappen kunnen worden toegekend.
Opmerkelijk is dat Kelly ook het ‘don’t ignore’ de ruimte geeft: hij constateert dat deze benaderingen hun waarde hebben (gehad) omdat ze tot waardevolle inzichten hebben geleid. Maar voor hem geeft het ‘don’t believe’ in dit geval de doorslag, een ‘don’t believe’ waar hij overigens weer een ‘don’t ignore’ voor de natuurkundigen aan koppelt: ‘Thus this whole controversery as to what prods an inert organism into action becomes a dead issue. Instead, the organism is delivered fresh into the psychological world alive and struggling. Such a notion (…) may eventually produce an analogue for physicists (…) The construct of motion - form has already been explored by some physicists (…).’2
Alledaags
Als we om ons heen kijken zien we de ‘range’ en de ‘focus of convenience’ overal. Het antwoord op vragen waarom er verschillende typen auto’s, vliegtuigen, gebouwen en bruggen zijn, is in basis steeds hetzelfde: omdat voor dit type probleem dat type oplossing het best is. Er is niet een ‘one size fits all’ auto. Op Zandvoort komt het type Formule-l het best tot zijn recht, voor een schoolreisje voldoet een bus beter en voor het vervoer van kratten bier van Gulpen naar Amsterdam is een vrachtwagen dé oplossing.
Voor minder aan een fysieke vorm gebonden ‘oplossingen’ als methoden en tools is minder makkelijk hard te maken dat er niet een ‘one best way’ is, maar de praktijk leert anders. Tekstverwerkers, tekenprogramma’s, spreadsheetprogramma’s, presentatieprogramma’s, opmaakprogramma’s, ze hebben allemaal hun focus en range of convenience. Daarbinnen bieden ze gemak, te ver van hun focus worden ze ongemakkelijk in het gebruik.
Dit model zegt wel dat er grenzen zijn aan wat binnen één systeem, methode enzovoorts aan gemak kan worden geboden. Dit model zegt niet dat er alleen maar slechte, onvolledige oplossingen met een beperkt toepassingsgebied zijn en ook niet dat er geen mogelijkheden zijn om verschillende miniatuursystemen op een goede, gemakkelijke manier te laten samenwerken. Er is dus nog genoeg te doen.
Literatuur
Kelly, George A., The psychology of personal constructs. Volume one: A theory of personality, Norton, New York, 1955. Reprinted in 1991, Routledge, London/New Vork, ISBN 0 415 03797 2.
Noten
1. Eden en Ackermann (zie 'Causale modellen' in het septembernummer van informatie) hebben hun aanpak voor de vervaardiging van cognitieve en causale modellen gebaseerd op deze constructs en op het hier genoemde boek van Kelly.
2. Kelly kon dergelijke gefundeerde uitspraken doen: behalve sociologie en psychologie studeerde hij onder meer wis- en natuurkunde.