Don’t believe the model, don’t ignore the model
De archiefkast van Fradon
Een goede raad: don’t believe the model: de werkelijkheid is altijd anders, rijker, gedetailleerder, genuanceerder en veelkleuriger. Nog een goede raad: don’t ignore the model, want goede modellen doen uitspraken over een stukje van de werkelijkheid, uitspraken die in veel gevallen waar zijn.
Vooral de combinatie van deze adviezen is waardevol: zonder het eerste advies is de verleiding groot het tweede in te korten tot: ‘modellen doen uitspraken over de werkelijkheid die waar zijn’. Samen geven ze het evenwicht dat het mogelijk maakt beschikbare modellen te onderzoeken en ze zinvol toe te passen als de situatie zich daarvoor leent.
Zoals de IT haar eigen modellen kent zo kennen ook andere disciplines hun eigen modellen. Dat zijn modellen die uitspraken doen die we niet zonder meer mogen vertalen naar ons vakgebied. Als we echter rekening houden met het ‘don’t believe’, dan kunnen we er op een verantwoorde manier van profiteren. De maand bespreek ik ‘de archiefkast van Fradon’.
Waarom reageren we zoals we reageren? Omdat we zien wat we zien en omdat we daar van vinden wat we ervan vinden.
In 1977 werd een model gepubliceerd waarvan ik bij wijze van uitzondering zou willen zeggen: believe it — altijd. Het model is een cartoon van D. Fradon en toont ons een archiefkast. Op de laden van de kast komen teksten voor als our facts, their facts, bare facts, absolute facts en disputable facts. In The Social Psychology of Organizing gebruikt Weick deze cartoon als illustratie in het hoofdstuk Retention and organizing (1979, p. 206).1 Wat het model ons vertelt, is dat verschillende mensen, individueel of als groep, verschillende beelden hebben van de werkelijkheid.
Things perceived as real…
De stelling 'things perceived as real, are real in their consequences' ligt direct in het verlengde van de archiefkast. Er zijn heel wat modellen te vinden die dit mechanisme beschrijven en verklaren. Een paar bladzijden na de cartoon van Fradon beschrijft Weick een model dat hij het jelly model of retention noemt. Ons geheugen wordt daarin voorgesteld als een schoteltje gelei, en de informatie die ons bereikt als heet water dat de gelei voor een deel oplost, waarna de gelei in een gewijzigde vorm weer stolt. Ieder geheugen is verschillend, want het is gevormd door verschillende informatie. Daarom zal het effect van dezelfde nieuwe informatie voor iedereen verschillend zijn. Schein (1992, p. 94 e.v.) beschrijft hoe basic assumptions de basis vormen voor onze cultuur en daarmee voor onze perceptie en interpretatie — en vice versa. Deze basic assumptions zijn onzichtbaar en onuitgesproken (‘vanzelfzwijgend’) en gaan over zaken als de aard van de werkelijkheid en de waarheid, de aard van tijd en ruimte. Hij geeft een sprekend voorbeeld over de aard van tijd: (…) when biologists (…) worked with managers (…) subtle misunderstandings would occur over how long things took. (…) Managers viewed time in a lineair, monochronic way, with targets and milestones (…) the biologists seemed to operate from something (…) best characterized as ‘things will take as long as they will take’ (1992 p. 109). Deze verschillende vormen van tijd noemt Schein ‘planning time’ en ‘development time’.
Timebox development
Toepassing van timebox development is een mooi voorbeeld van het overbruggen van twee ‘wereldbeelden’, in dit geval die van planning time en development time: ‘there is a deadline that is immovable, but the functionality of the system may slip’ (Martin 1991, p. 21 6 e.v.). De ontwikkelaars kunnen ontwikkelen op een wijze die past bij hun eigen beeld, ‘things will take as long as they will take’, maar omdat de einddatum vast staat, conflicteert dit niet langer met het beeld van het management. Succesvol timebox development vraagt om strikte toepassingı van een aantal spelregels: functionele prioriteiten moeten duidelijk zijn, zodat de niet gerealiseerde functionaliteit minder prioriteit heeft dan de wel gerealiseerde. En voor wat wel gerealiıseerd wordt, geldt: ‘limiting functionality in order to meet the deadline does not mean limiting quality’ (Martin, 1991 p. 220).
The Ladder of Inference
In The Fifth Discipline Fieldbook (Senge e.a, 1994, p. 243) staat een tekening van een hoofd met daartegenaan een ladder, ‘the Ladder of Inference’. Deze ladder beschrijft het proces waarin we observeren, selecteren en betekenis toevoegen, op basis daarvan veronderstellingen maken en conclusies trekken en zo ons beeld van de wereld om ons heen vormen en bijstellen. Dit (bijgestelde) beeld, dit mentale model, is de basis voor onze acties en tevens het filter dat bij de volgende observatie selecteert wat we waarnemen.
Met meer plezier meer in minder tijd
of er één objectieve werkelijkheid is,
is voor onze dagelijkse praktijk niet
van belang
Of er één objectieve werkelijkheid is of niet, is vooral een vraag voor filosofen. Een antwoord op die vraag wordt vandaag of morgen niet gegeven, en voor onze dagelijkse praktijk is het antwoord op die vraag ook niet van belang denk ik. Wij moeten ervan uitgaan dat iedereen een eigen werkelijkheid heeft. En we moeten tijd besteden aan het vormen van gezamenlijke beelden van stukjes van die werkelijkheid. Als we dat doen, bereiken we dankzij dat oude, simpele model van de archiefkast met meer plezier meer in minder tijd.
Naschrift
In mijn bijdrage van vorige maand over modellen uit de evolutietheorie kwam het begrip mem aan de orde in de betekenis van hergebruik van ideeën. In deze aflevering wemelt het daar ook van: Senge bouwt (met bronvermelding) voort op de memen van Weick, Weick heeft zijn jelly model (met bronvermelding) geleend van De Bono. Het voorbeeld van Schein is (met bronvermelding) afkomstig uit een onderzoek van Dubinskas. Martin vermeldt dat de term timebox voor het eerst werd gebruikt bij DuPont. en uit het boek van Brooks wordt in bijna elk boek over architectuur in een IT-context meer dan eens geciteerd. Hergebruik kan dus: er zijn er al die het doen!
Literatuur
Brooks, Frederick P. Jr.: The Mythical Man-Month: Essays on Software Engineering (Anniversary Edition), Reading, Massachusetts, Addison Wesley,1995. ISBN 0-201-83595-9.
Martin, James: Rapid Application Development, New York, Macmillan, 1991. ISBN 0-02-376775-8.
Schein, Edgar H.: Organizational Culture and Leadership (Second Edition), San Francisco, Jossey-Bass, 1992. ISBN 1-55542-478-2.
Senge, Peter M. e.a.: The Fifth Discipline Fieldbook, London, Nicolas Brealy, 1999. ISBN 1-85788-060-9. Eerste uitgave 1994, New York, Doubieday/Currency.
Weick, Karl E.: The Social Psychology of Organizing (Second Edition), New York, McGraw-Hill, 1979. ISBN 0-07-554808-9.
Noot
1 Even een zijsprong: het boek van Weick is nog steeds actueel: na de inleiding begint de eerste zin van het genoemde hoofdstuk met: ‘If an organization is to leam anything…’ en hoewel het begrip lerende organisatie er niet in voorkomt, gaat het daar wel over. Dat het boek na twintig jaar nog steeds actueel is, blijkt ook uit het feit dat er alsnog gewerkt wordt aan een Nederlandse vertaling.
Nog een zijsprong: ook het begrip architectuur is hype en ook over dat onderwerp bestaat een boek dat na twintig jaar nog steeds zo lezenswaardig is dat er een nieuwe editie van verscheen: Frederick P. Brooks’ The Mythical Man-Month. Zijn eigen motivatie voor de tweede editie is ‘Today I am more convinced than ever. Conceptual integrity is central to product quality. Having a system architect is the most important single step toward conceptual integrity.’ (Brooks, 1995 p. 257).